Champignons

Een champignon is een eetbare paddenstoel. Voluit heet deze champignon: 'champignon de Paris'. Een paddenstoel is het vruchtlichaam van een schimmel of zwam. De paddenstoel is slechts een klein deel van de schimmel, het grootste deel van de paddenstoel bevindt zicht onder de grond in de vorm van schimmeldraden (hyfen). De schimmels die de vruchtlichamen aanmaken noemt men de 'hogere schimmels'. Bij de meeste schimmels bevindt de zwamvlok zich onder de grond. Onderdelen van de paddenstoel zijn de hoed, de steel, de manchet en de beurs. Niet iedere paddenstoel bestaat uit al deze onderdelen, er zijn ook paddenstoelen waarbij een of meerdere onderdelen ontbreken. Er zijn veel giftige paddenstoelen maar ook veel eetbare paddenstoelen. De champignon is de meest gegeten paddenstoel ter wereld en een gemakkelijk te kweken soort. De champignon vertegenwoordigt 38% van de totale hoeveel gecultiveerde paddenstoelen. De champignon is onderdeel van de soorten Agaricus bisporus en Agaricus bitorquis en is sinds de jaren 70 volledig ingeburgerd in Nederland. Champignons worden hoofdzakelijk in champignoncellen gekweekt en vooral in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. Het kweekproces van de champignon duurt ongeveer zes weken. Voorafgaand aan de zes weken wordt in twee weken tijd compost geproduceerd bestaande uit kalk, paardenmest en kuikenmest. Op deze compost komt vervolgens een deklaag overheen van veen. Deze dekaarde heeft als de doel de luchtvochtigheid en temperatuur op peil te houden, afhankelijk van het ras tussen de 16 en 22 °C. Champignons kunnen gebakken, gekookt, gefrituurd of rauw worden gegeten, hoewel het rauw eten van champignons wordt afgeraden door het voedingscentrum wegens de mogelijk kankerverwekkende eigenschappen van agaritine.